De rondom ingedeukte smerige pick-up
die de vijfenveertig dozen met vloertegels op moet halen lijkt gereduceerd
tot een speelgoedautootje tussen de enorme op vrachtwagens liggende containers.
Alles is groot en veel . Een container
met dozen vaseline wordt onder het toezicht van een Indiër door
Gambiaanse mannen uitgeladen. Dit is
waar ik al veel over gelezen heb en ik vraag de Indiër eigenlijk naar de
bekende weg. “You are from India. Why are Gambians not doing this
business?” Lachend met zijn armen
relaxed over elkaar houdt hij zijn handel in de gaten en wijst op een kleine
zwarte man die bijkans onder de laadklep verdwijnt. “Ask him, he knows ”
antwoord hij breed glimlachend. Ik hoef het mannetje niets te vragen. Hij lijkt
zijn antwoord standaard bij zich te hebben. “First you need money to start,
then you can work”. Eenvoudiger had hij het niet uit kunnen leggen. Als je geen
startkapitaal hebt kun je geen business starten.
Ondertussen bekijk ik
de dozen die met torens van vijf stuks op het hoofd de loods in worden
gedragen. Wie gebruikt er in godsnaam vaseline in Gambia? Ik heb het nog nooit
gezien. En waar komt het vandaan? “South Africa” wijst de man. Alsof het om de
hoek is. Even langs de Westkust de oceaan langs en je bent in Gambia.
Ondertussen heeft zich een kleine Chinees bij me gevoegd. Een slap katoenen tasje bungelt rond zijn schouder. Hij wijst en roept naar Gambianen die in de weer zijn met kruiwagens. Dat hij op een of andere manier iets met mijn vloertegels te maken heeft wordt me later pas duidelijk. Hij is goedlachs en lijkt het goed te kunnen vinden met de locals. Inmiddels is de pick-up omgeven door werklui die in allerlei talen met elkaar praten en lachen. Het is een gezellige boel. Het lijkt erover te gaan dat de pick-up niet bij de loods van de tegels kan komen omdat aan weerszijden vrachtwagens met containers de boel blokkeren. Waar de chauffeurs zijn. Wie ze gaat waarschuwen. Niemand. Na een kwartier delibereren besluiten ze over te gaan op plan twee. Dragen ze de loodzware dozen eerst nog op het hoofd, even later worden ze per drie stuks rennend met een kruiwagen van de loods naar de auto gereden. Of er iemand is die de dozen telt vraag ik me af. Tellen is altijd leuk. Je begint in het Engels, gaat over in het Mandinka en uiteindelijk – “Nie Hao!” – vermaken de mannen zich met de kleine Chinees die op zijn manier telt. Ze halen hem over mandinka te spreken. Als hij het probeert liggen ze dubbel van het lachen. “I cannot do it” lacht hij zijn eeuwige lach, “ the sound is too too difficult for us”. Ondertussen is er al een flinke bodem in de laadbak gelegd. Vijfenveertig dozen lijkt niet veel, maar gevuld met tegels wordt het een ander verhaal. Langzaam begint de wagen dan ook achterover te hellen. Als na een uurtje converseren, laden en lachen de klus eindelijk geklaard is vraag ik de Chinees of hij alleen in tegels doet. “Tiles?! No this is not my business.” Niets is wat het lijkt in Afrika en wat de man dan met dit inladen te maken heeft zal me nooit duidelijk worden.
We geven de chauffeur van de pick-up geld om benzine te kopen en hopen hem straks bij de Roundhut weer te zien. Helaas. Het is al heel lang donker en een komen en gaan van bushtaxis aan de hoofdweg. Maar van de pick-up geen spoor.
Ondertussen heeft zich een kleine Chinees bij me gevoegd. Een slap katoenen tasje bungelt rond zijn schouder. Hij wijst en roept naar Gambianen die in de weer zijn met kruiwagens. Dat hij op een of andere manier iets met mijn vloertegels te maken heeft wordt me later pas duidelijk. Hij is goedlachs en lijkt het goed te kunnen vinden met de locals. Inmiddels is de pick-up omgeven door werklui die in allerlei talen met elkaar praten en lachen. Het is een gezellige boel. Het lijkt erover te gaan dat de pick-up niet bij de loods van de tegels kan komen omdat aan weerszijden vrachtwagens met containers de boel blokkeren. Waar de chauffeurs zijn. Wie ze gaat waarschuwen. Niemand. Na een kwartier delibereren besluiten ze over te gaan op plan twee. Dragen ze de loodzware dozen eerst nog op het hoofd, even later worden ze per drie stuks rennend met een kruiwagen van de loods naar de auto gereden. Of er iemand is die de dozen telt vraag ik me af. Tellen is altijd leuk. Je begint in het Engels, gaat over in het Mandinka en uiteindelijk – “Nie Hao!” – vermaken de mannen zich met de kleine Chinees die op zijn manier telt. Ze halen hem over mandinka te spreken. Als hij het probeert liggen ze dubbel van het lachen. “I cannot do it” lacht hij zijn eeuwige lach, “ the sound is too too difficult for us”. Ondertussen is er al een flinke bodem in de laadbak gelegd. Vijfenveertig dozen lijkt niet veel, maar gevuld met tegels wordt het een ander verhaal. Langzaam begint de wagen dan ook achterover te hellen. Als na een uurtje converseren, laden en lachen de klus eindelijk geklaard is vraag ik de Chinees of hij alleen in tegels doet. “Tiles?! No this is not my business.” Niets is wat het lijkt in Afrika en wat de man dan met dit inladen te maken heeft zal me nooit duidelijk worden.
We geven de chauffeur van de pick-up geld om benzine te kopen en hopen hem straks bij de Roundhut weer te zien. Helaas. Het is al heel lang donker en een komen en gaan van bushtaxis aan de hoofdweg. Maar van de pick-up geen spoor.
Veel later – ik maak
me allang niet meer echt ongerust – blijkt de pickup pech te hebben gehad en
moest de boel overgeladen worden. “You think the tiles are safe?” vraag ik
Tapha. Die is altijd hogelijk verbaasd bij dit soort vragen en lacht “of
course!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten